Elke gebeurtenis zien we door onze eigen unieke bril. Dit zorgt voor verschillende inzichten en emoties bij dezelfde situatie. Zo kunnen dezelfde gebeurtenissen heel verschillend ervaren worden door verschillende mensen. Verschillende inzichten kunnen meespelen, maar emoties en vooral liefde spelen een rol. Ook de angst voor verlating of verlies. Overleven speelt een rol, zowel bij het kind als slachtoffer als bij het perspectief van de moeder die er getuige van is.
Ik kan dat toelichten met herinneringen uit mijn eerste vijf kinderjaren. Ik herinner me nog dat mij verteld is dat ik mezelf, toen ik nog geen vier jaar oud was, had aangemeld op de kleuterschool. Deze was aan het andere eind van de Randweg op nummer 11 gevestigd, misschien wel 1,5 km verderop, bereikbaar via de stoep. Hoe de naam precies was, weet ik niet meer zeker, maar de naam van juffrouw Diesveld staat me nog bij. Een dame waar ik als brugklasser nog meerdere malen op de thee ben geweest toen ze hoogbejaard was, maar die me herkende en bij naam kon aanspreken toen ze me minimaal acht jaar later aan de deur begroette.
Hoewel ik dus zeer vooruitstrevend en zelfstandig was op driejarige leeftijd, toen de eerste kleuterschooldag aanbrak in augustus 1968, bracht mijn moeder me naar de school en liepen we er samen heen. Nadat ze me aan de juffrouw had overgedragen, blijft de volgende herinnering duidelijk in mijn geheugen: mijn moeder liep stoer weg en ik zag haar niet omkijkend weglopen. Juffrouw Diesveld moest de deur, die van koper en glas was, op slot draaien met een cilinderslot. Ik was onbedaarlijk aan het huilen en schreeuwend om mijn moeder sloeg ik met mijn kleine vuistjes op de deur. Logisch dat mijn moeder het huilen ook nader stond terwijl ze wegliep, en “verlaten” was het thema waar we vanuit onze eigen perspectieven mee te maken hadden. Ik kan me vaag nog herinneren dat ik ook onder de schoolbankjes heb gezeten.
Aan de Randweg 77 heb ik nog wel herinneringen, niet aan nummer 75 waar mijn ouders en misschien ook ik eerder hebben gewoond. Nummer 77 was een hoekhuis en ik herinner me ook dat we een beerput naast het huis hadden. Als die leeggezogen werd door een grote tankwagen achter een tractor, moest er een dooie kip in gegooid worden. Nu begrijp ik dat dit werd gedaan omdat er dan bacteriën actief worden die helpen met de afbraak van wat er verder uit de riolering van de huizen in kwam.
Naast het huis was een soort pad waar de auto op stond en wat breed genoeg was om achter het huis te komen. Ooit was er een betonnen vijver in de tuin gemaakt door de vorige bewoners, maar die moest, in mijn herinnering, weggehaald worden door mijn vader omdat mijn moeder het te gevaarlijk vond voor de kinderen. Tja, 30 cm water kan je in verdrinken toch? Nou, mijn moeder kreeg grotere uitdagingen met mijn broer Berni en mij.
Ik kon nog niet fietsen en had ook geen eigen fiets, maar op een gegeven moment was ik wel zo slim om de fiets van mijn moeder te pakken. Veel te groot natuurlijk, maar je kan op de pedalen staan en fietsen. Het verhaal ging dat mijn moeder visite had die mij op straat langs zag fietsen. Ik kon wel in beweging komen, maar waar ik nog herinnering aan heb is dat ik een manier had gevonden om te stoppen. De stalen hendels van de trommelremmen kon ik met mijn kleine handjes nog niet bedienen. Als oplossing reed ik het pad naast het huis op en liet me zo zacht mogelijk fietsend tegen de muur “vallen”. Dit liep dan wel weer goed af voor mijn moeder en mij.
Anders is het volgende. Tegenover ons woonde de familie Van Dijk, hele lieve mensen, en Adrie was van mijn leeftijd en mijn eerste vriendje. Ze hadden ook een herdershond en de hond en ik waren gek op elkaar. Hertha was een heel enthousiaste hond en de keer dat ze ontsnapt was en mij op mijn step langs zag komen, rende ze achter me aan. In haar jeugdige onschuld sprong ze tegen me aan. Ik viel en door de doorgesleten plastic handvaten van mijn step, door jeugdig misbruik, kwam met de val in mijn mond terecht. Het gevolg was dat het bloedde als een rund en toen mijn moeder erbij kwam, dacht ze dat het veel erger was dan het daadwerkelijk was. Ik herinner me nog dat ik als eerste zei: “Hertha kan er niets aan doen hoor!”
Een ander voorval zal ook niet makkelijk zijn geweest voor mijn moeder. Mijn broer is vier jaar ouder en had een fietsje. Het leek hem een leuk idee om mijn step met een touw aan de zadelpen van zijn fiets te verbinden. Zo gezegd, zo gedaan. Met fiets en step met elkaar verbonden ging hij fietsen. Op de hoek van de Randweg is er een soort driehoek van straten met een plantsoen in het midden. Op zich ging het wel goed. Wel jammer dat het onvolwassen brein nog geen gevolgen van acties kan voorspellen en daardoor per definitie overmoedigheid toelaat. Zo ook toen het goed ging en mijn broer zijn snelheid opvoerde, waardoor ik met mijn step erachteraan sleepte. Toen we uit een bocht kwamen, ging het te hard voor mij en ik kon niet op de weg blijven. De lantaarnpaal die er stond maakte een abrupt einde aan deze escapade met een harde klap. Wederom iets waarbij ik me nauwelijks kan voorstellen hoe het voor mijn moeder moet zijn geweest qua emotie.
Dat ze hier op verschillende manieren mee om moest kunnen gaan, bleek wel uit een verhaal dat ik op latere leeftijd hoorde. In ons huis hadden we een gashaard in de woonkamer. Een groot metalen gevaarte dat natuurlijk heel erg heet werd. Het scheen dat mijn broer hier een obsessie voor had gekregen en hij ging telkens met zijn handjes ernaartoe. De eerste keren hebben mijn ouders hem behoed voor het gevaar door verschillende manieren te proberen, van vertellen dat het gevaarlijk is en pijn doet, tot afkeuren van het gedrag en “straffen”. Maar toen niets bleek te werken, was er nog maar één optie over, en dat is hard maar wel de duidelijkste: ervaren wat er gebeurt. Ja, het doet pijn, ja, je kan een brandwond krijgen, etc. Uiteindelijk hebben ze zich goed voorbereid en zich erbij neergelegd om deze weg te kiezen. Voor Berni zal het toen lichamelijk pijnlijk zijn geweest, en ik vraag me af of hij er nog herinnering aan heeft. Maar voor mijn ouders was het weer een rollercoaster van geestelijke emoties.
Om deze samenvatting af te sluiten heb ik gelukkig ook nog een positieve herinnering. Ik vroeg me alleen af waarom de meeste herinneringen “traumatisch” genoemd kunnen worden. Dit zal te maken hebben met de koppeling tussen gevoel en emotie die toen beleefd werd en de actie op zich. Mijn moeder heeft altijd een soort van eigen “bedrijf” gehad. De eerste waar ik een herinnering aan heb, is dat er regelmatig een grote hoeveelheid spullen afgeleverd werd in een kartonnen doos. Een hele grote kartonnen doos. Hier kon ik dan weer geweldig in spelen, terwijl mijn moeder de nieuwe partij Tupperware aan het uitpakken was.